Bijtschildpad

Bijtschildpad

(Chelydra serpentina)

De bijtschildpad dankt zijn Nederlandstalige naam aan het agressieve gedrag waarbij de schildpad fel van zich af bijt.

De bijtschildpad leeft in het oostelijke deel Noord- en Midden-Amerika, van het zuiden van Canada tot aan Ecuador, en komt ook voor in grote delen van de Verenigde Staten. De bijtschildpad komt voor in het grootste deel van het oosten van het land, ten oosten van de Rocky Mountains.

In landen waar de soort van oorsprong niet voorkomt, zoals in de Benelux kan een losgelaten bijtschildpad goed overleven in sloot, vijver of plassengebied. Het dier kan in de vrije natuur een hoge leeftijd bereiken en erg groot worden. Voor de eigenaar kan dit een gemakkelijke manier zijn om van dit huisdier af te komen. Hoewel de schildpad in Nederland ook daadwerkelijk in de natuur is gezien, kan de soort zich hier waarschijnlijk niet handhaven en zich ontwikkelen tot een invasieve soort. Dit komt doordat de bijtschildpad eierleggend is, en de embryo’s zich in meer gematigde gebieden niet kunnen ontwikkelen.

De bijtschildpad is een grote, grof gebouwde schildpad, met stevige, korte poten en een lange, dikke staart. De kop is opvallend groot en grof gebouwd, en kan net als de poten niet in het schild worden geborgen. Het rugschild of carapax wordt maximaal 50 centimeter lang en het gewicht is dan bijna 30 kilo. Alleen mannetjes worden echter zo lang, de vrouwtjes blijven aanzienlijk kleiner. Het langst beschreven exemplaar had een carapaxlengte (rugschild) van 50,3 centimeter.

De bijtschildpad is een typische waterbewoner die in ondiepe wateren leeft of langs de oevers van diepere wateren. Deze oevers mogen niet te steil zijn want de schildpad is ondanks de aquatische levenswijze een slechte zwemmer op de lange afstand die in diep water verdrinkt. Ook snelstromende wateren worden vermeden, alleen stilstaande tot matig stromende wateren zijn geschikt als leefomgeving. De schildpad is een bodembewoner die zich niet zwemmend maar lopend over de bodem voortbeweegt.

De schildpad heeft een grote voorkeur voor wateren met een weelderige onderwatervegetatie of een ruim aanbod aan onderwaterobjecten als takken om te schuilen. Ook een modderbodem of fijne zanderige bodem is een vereiste, de schildpad heeft enige tolerantie voor brak water.

De bijtschildpad komt nooit aan land om te zonnen en leeft permanent onder water. Soms wordt de schildpad drijvend tegen het wateroppervlak of op een boven het water uitstekend object gezien om zich op te warmen aan de zon. Alleen om eieren af te zetten en soms om te paren komt de schildpad aan land, de eieren worden begraven in een hol dicht bij de oever. Soms legt de schildpad enige afstand over land af op zoek naar een geschikte nestplaats, alleen dan kunnen de dieren op wegen en in tuinen worden aangetroffen. Hier zijn de dieren kwetsbaar en gedragen zich agressief, in het water daarentegen is de schildpad minder schuw en kan tot op enige afstand benaderd worden.

De voortplantingstijd begint in de lente en alleen gedurende deze tijd zoeken de dieren elkaar op voor de paring. De paring vindt plaats in het water of soms op het land. De paring heeft veel weg van een gevecht, waarbij het mannetje een vrouwtje achtervolgt en ten slotte vastpakt waarna de copulatie plaatsvindt. Het mannetje bijt hierbij het vrouwtje in nek en kop. Na de copulatie en de bevruchting van de eitjes gaat het vrouwtje meestal direct op zoek naar een geschikte afzetplaats voor de eieren. Ze is soms dagen bezig om een geschikte plaats te vinden. De eieren worden begraven in een ongeveer 10 centimeter diep holletje in het zand dicht bij de oever van het water.

Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Reptilia (Reptielen)
Orde: Testudines (Schildpadden)
Onderorde: Cryptodira (Halsbergers)
Familie: Chelydridae (Bijtschildpadden)
Geslacht: Chelydra

Herkomst: Zuiden van de V.S. tot het midden van Zuid-Amerika
Voedsel: Ongewervelden, gewervelden, planten
Leeftijd in de natuur: 30 jaar
Leeftijd in dierentuinen: 50 jaar
Solitair/groep: Solitair
Aantal eieren: ±80
Bedreiging: In sommige gebieden is de bijtschildpad bedreigd.